Het zwaard van Damocles: dwangsom opgelegd en dan?

Shutterstock 1236467389

Femke Beemer

Delen via social

  • 11-02-2020
  • Leestijd: 2 minuten
  • Geschreven door Femke Beemer

De dwangsom heeft als dwangmiddel een zeer belangrijke plaats in ons rechtssysteem. Bij vorderingen, om te doen en niet te doen, is het bij uitstek het middel om nakoming af te dwingen. De in 1933 ingevoerde regeling (toen was het enkel 611a en 611b) heeft tot veel jurisprudentie geleid en die heeft zijn plaats gekregen in de huidige art. 611a ev. De hoogte van de dwangsom zal vaak als zwaard van Damocles boven een veroordeelde hangen.

Betekening van het vonnis is een absolute must wil de dwangsom kunnen verbeuren. Bijzonder was dat de HR er aan te pas moest komen om dit onder oud recht uitdrukkelijk te beslissen[1]. Het is nu geregeld in art. 611a lid 3.

In het Jeca Arrest uit 2002 heeft het BenGeh duidelijk beslist dat een dwangsom slecht na betekening kan verbeuren, ook al neemt de rechter in zijn vonnis een datum op gerekend vanaf de uitspraak. De rechterlijke macht heeft duidelijk niet van deze uitspraak geleerd want nog steeds worden vonnissen gewezen waarin de dwangsom aan de uitspraakdatum is gelinkt.

Executie van een dwangsom

In een recente uitspraak werd een bijzonder verweer gevoerd:

(..) 5.18.1 Focwa miskent met haar stelling dat geen dwangsommen konden zijn verbeurd omdat op 6 en 11 november 2015 enkel afschriften van de vonnissen zijn betekend en geen grossen van die vonnissen, dat betekening van grossen voor het verbeuren van dwangsommen geen voorwaarde is. Ingevolge het bepaalde in artikel 611a, derde lid, Rv kan de dwangsom niet worden verbeurd vóór de betekening van de uitspraak waarbij zij is vastgesteld. Met deze bepaling is beoogd dat de veroordeelde kennis draagt van de tegen hem uitgesproken veroordeling en in de gelegenheid wordt gesteld alsnog aan zijn verplichtingen te voldoen. Door betekening van afschriften van de vonnissen wordt hieraan voldaan. Betekening van grossen is daartoe, anders dan in het geval van tenuitvoerlegging van vonnissen als bedoeld in artikel 430 lid 1 Rv, niet vereist. De stelling van Focwa dat er geen dwangsommen verbeurd zijn omdat voor de beoordeling daarvan zou moeten worden uitgegaan van een betekening van de grossen op 18 december 2015, gaat dan ook niet op.

De rechter wijst impliciet op het onderscheid met de verhaals- en reële executie waarin expliciet voorafgaand aan de executie (uitzonderingen daargelaten) een bevel tot nakoming moet worden gedaan. Dit is niet vereist bij dwangsom.

Dwangsom is een tweetraps raket: eerst betekenen, dan pas executeren. Die betekening mag (desnoods) enkel een expeditie zijn of een blote fotokopie. In art. 611a Rv staat nergens dat aan tenuitvoerlegging betekening van de grosse vooraf moet gaan, laat staan een bevel om zich aan de uitspraak te houden. Het mag dus wel en gebeurt in de praktijk ook massaal maar het hoeft niet.

Voor de uiteindelijke executie is een bevel tot nakoming wel vereist, maar het hangt wel van de beslagsoort af.

Geldigheid van betekening

Betekening mag niet plaatsvinden aan het adres van de raadsman van de wederpartij. Art. 79 lid Rv stelt heel duidelijk dat woonplaatskeuze eindigt bij de uitspraak. Het Hof Arnhem heeft een tiental jaren geleden meerdere arresten gewezen waarbij dit punt telkens weer aan de orde kwam. Aandacht verdient de zaak waarbij de veroordeelde na de nietige betekening contact zocht met de eiser: het Hof oordeelde terecht dat daardoor de nietigheid was geheeld en dwangsommen verbeurd. In dit arrest had de executant pech.

Het ene vonnis is trouwens het andere niet. Het Hof Den Bosch besliste op 13 april 2010 dat bij arbitrale vonnissen een dwangsom pas kan worden verbeurd na exequaturverlening:

Dat voorts het verleende exequatur betekend dient te worden voordat dwangsommen kunnen worden verbeurd, moet naar het voorlopig oordeel van het hof eveneens worden afgeleid uit de jurisprudentie van het Beneluxgerechtshof. In die jurisprudentie (vgl. BenGH 12 mei 1997, NJ 1998, 296) heeft het Beneluxgerechtshof bepaald dat de betekening blijkens de Gemeenschappelijke Toelichting ‘ten doel heeft ter kennis van de schuldenaar te brengen dat de schuldeiser nakoming van de in de rechterlijke uitspraak vervatte hoofdveroordeling verlangt, voor hoedanig verlangen blijkens het vorenstaande rechtens eerst plaats is indien is voldaan aan alle voorwaarden die zijn gesteld aan de gedwongen tenuitvoerlegging van de hoofdveroordeling’, en ‘dat, mede in verband met het belang dat beide partijen er bij hebben dat ter zake zo min mogelijk onzekerheden bestaan en nadere geschillen zoveel mogelijk worden voorkomen, uit een en ander volgt dat de betekening mede ertoe strekt de veroordeelde te doen blijken dat naar het oordeel van de schuldeiser aan de (…) bedoelde eisen voor de gedwongen tenuitvoerlegging van de hoofdveroordeling is voldaan’.

Gelet op vorenbedoelde strekking moet worden aangenomen dat betekening van het exequatur vereist is, omdat eerst betekening van het exequatur - in de woorden van het Beneluxgerechtshof - de veroordeelde doet blijken dat aan de eis, dat het vonnis voor gedwongen tenuitvoerlegging vatbaar is, is voldaan.

Dwangsommen kunnen worden opgelegd aan iemand die buiten Nederland woont en daar geëxecuteerd. Het Hof Den Bosch besliste op 20 december 2016 dat voor de verbeurte geen exequatur nodig is voor het land waar de schuldenaar woont/gevestigd is. Voor verbeurte is immers enkel betekening vereist. Tenuitvoerlegging van verbeurde dwangsommen over de landsgrens valt onder art. 55 Brussel I Bis-Vo van 2015: een dwangsom kan pas in een derde land worden geëxecuteerd na een hernieuwde procedure waarbij de verbeurte is vastgesteld. Daarbij verdient aantekening dat de executie van dwangsommen die verbeurd zijn op basis van het omgangsrecht onder Brussel II Bis vallen, niet onder Brussel I Bis-Vo.

[1] Jobo/Buurlage HR 19 december 2915 NJ 1959/131




Vragen over betalen?

088 730 34 00

Zakelijke vragen?

088 730 34 37

Direct met ons chatten

Start chat